voorlichten

Dutch

Etymology

Compound of voor + lichten.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈvoːrˌlɪx.tə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: voor‧lich‧ten

Verb

voorlichten

  1. (transitive, intransitive) to raise awareness, to educate, to inform
  2. (transitive, intransitive, dated, now uncommon) to guide with light, to shine light in front of

Inflection

Inflection of voorlichten (weak, separable)
infinitive voorlichten
past singular lichtte voor
past participle voorgelicht
infinitive voorlichten
gerund voorlichten n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular licht voorlichtte voorvoorlichtvoorlichtte
2nd person sing. (jij) licht voorlichtte voorvoorlichtvoorlichtte
2nd person sing. (u) licht voorlichtte voorvoorlichtvoorlichtte
2nd person sing. (gij) licht voorlichtte voorvoorlichtvoorlichtte
3rd person singular licht voorlichtte voorvoorlichtvoorlichtte
plural lichten voorlichtten voorvoorlichtenvoorlichtten
subjunctive sing.1 lichte voorlichtte voorvoorlichtevoorlichtte
subjunctive plur.1 lichten voorlichtten voorvoorlichtenvoorlichtten
imperative sing. licht voor
imperative plur.1 licht voor
participles voorlichtendvoorgelicht
1) Archaic.

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.