waarschijnlijk
Dutch
Alternative forms
Etymology
From waerschijnlick, from Middle Dutch schijnlic. Possibly calque of French vraisemblable or Latin vērī similis.[1] By surface analysis, waar (“true”) + schijnen (“to appear”) + -lijk (“-ly”).
Pronunciation
- IPA(key): /ʋaːrˈsxɛi̯n.lək/
Audio (file) - Hyphenation: waar‧schijn‧lijk
Adjective
waarschijnlijk (comparative waarschijnlijker, superlative waarschijnlijkst)
Inflection
Inflection of waarschijnlijk | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | waarschijnlijk | |||
inflected | waarschijnlijke | |||
comparative | waarschijnlijker | |||
positive | comparative | superlative | ||
predicative/adverbial | waarschijnlijk | waarschijnlijker | het waarschijnlijkst het waarschijnlijkste | |
indefinite | m./f. sing. | waarschijnlijke | waarschijnlijkere | waarschijnlijkste |
n. sing. | waarschijnlijk | waarschijnlijker | waarschijnlijkste | |
plural | waarschijnlijke | waarschijnlijkere | waarschijnlijkste | |
definite | waarschijnlijke | waarschijnlijkere | waarschijnlijkste | |
partitive | waarschijnlijks | waarschijnlijkers | — |
Derived terms
References
- van der Sijs, Nicoline, editor (2010), “waarschijnlijk”, in Etymologiebank, Meertens Institute
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.