vrijwilligen

Dutch

Etymology

Superficially from vrijwillig + -en, but more likely based on vrijwilliger (volunteer).

Pronunciation

  • (file)

Verb

vrijwilligen

  1. (intransitive) to volunteer

Inflection

Inflection of vrijwilligen (weak)
infinitive vrijwilligen
past singular vrijwilligde
past participle gevrijwilligd
infinitive vrijwilligen
gerund vrijwilligen n
present tense past tense
1st person singular vrijwilligvrijwilligde
2nd person sing. (jij) vrijwilligtvrijwilligde
2nd person sing. (u) vrijwilligtvrijwilligde
2nd person sing. (gij) vrijwilligtvrijwilligde
3rd person singular vrijwilligtvrijwilligde
plural vrijwilligenvrijwilligden
subjunctive sing.1 vrijwilligevrijwilligde
subjunctive plur.1 vrijwilligenvrijwilligden
imperative sing. vrijwillig
imperative plur.1 vrijwilligt
participles vrijwilligendgevrijwilligd
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.