verplaatsen

Dutch

Etymology

ver- + plaatsen

Pronunciation

  • IPA(key): /vərˈplaːt.sə(n)/, /vɛrˈplaːt.sə(n)/
  • (file)
  • Rhymes: -aːtsən

Verb

verplaatsen

  1. to move, transfer from one place (A) to another (B)
  2. to remove

Inflection

Inflection of verplaatsen (weak, prefixed)
infinitive verplaatsen
past singular verplaatste
past participle verplaatst
infinitive verplaatsen
gerund verplaatsen n
present tense past tense
1st person singular verplaatsverplaatste
2nd person sing. (jij) verplaatstverplaatste
2nd person sing. (u) verplaatstverplaatste
2nd person sing. (gij) verplaatstverplaatste
3rd person singular verplaatstverplaatste
plural verplaatsenverplaatsten
subjunctive sing.1 verplaatseverplaatste
subjunctive plur.1 verplaatsenverplaatsten
imperative sing. verplaats
imperative plur.1 verplaatst
participles verplaatsendverplaatst
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.