plaatsen

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈplaːt.sə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: plaat‧sen
  • Rhymes: -aːtsən

Etymology 1

From plaats + -en.

Verb

plaatsen

  1. to place
Inflection
Inflection of plaatsen (weak)
infinitive plaatsen
past singular plaatste
past participle geplaatst
infinitive plaatsen
gerund plaatsen n
present tense past tense
1st person singular plaatsplaatste
2nd person sing. (jij) plaatstplaatste
2nd person sing. (u) plaatstplaatste
2nd person sing. (gij) plaatstplaatste
3rd person singular plaatstplaatste
plural plaatsenplaatsten
subjunctive sing.1 plaatseplaatste
subjunctive plur.1 plaatsenplaatsten
imperative sing. plaats
imperative plur.1 plaatst
participles plaatsendgeplaatst
1) Archaic.
Derived terms
Descendants
  • Afrikaans: plaas

Etymology 2

See the etymology of the corresponding lemma form.

Noun

plaatsen

  1. plural of plaats
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.