aangeven
Dutch
Etymology
From Middle Dutch aengeven. Equivalent to aan + geven.
Pronunciation
- IPA(key): /ˈaːŋɣeːvə(n)/
audio (file) - Hyphenation: aan‧ge‧ven
Verb
aangeven
- (transitive) to hand, to pass
- Kun je me het zout aangeven? ― Can you hand me the salt?
- Ze gaf hem het document aan. ― She passed him the document.
- Ik zal je de sleutels aangeven als je klaar bent. ― I'll hand you the keys when you're ready.
- (transitive) to indicate, to point out
- Kun je aangeven waar het postkantoor is? ― Can you point out where the post office is?
- De gids gaf de historische sites aan tijdens de rondleiding. ― The guide indicated the historical sites during the tour.
- De kaart geeft de locatie van het hotel aan. ― The map indicates the location of the hotel.
- (transitive) to report, to notify, to declare
- Je moet je inkomen aangeven bij de belastingdienst. ― You have to declare your income to the tax authorities.
- Ze gaf het gestolen item aan bij de politie. ― She reported the stolen item to the police.
- De kapitein gaf het ongeluk onmiddellijk aan. ― The captain notified of the accident immediately.
- (transitive) to say, to indicate, to state, to express
- Kun je aangeven hoe je je voelt? ― Can you express how you feel?
- De directeur gaf zijn visie aan tijdens de vergadering. ― The director stated his vision during the meeting.
- Hij gaf duidelijk aan dat hij niet blij was met het resultaat. ― He indicated clearly that he was not happy with the result.
Inflection
Derived terms
Related terms
Descendants
- Afrikaans: aangee
Anagrams
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.