aangeven

Dutch

Etymology

From Middle Dutch aengeven. Equivalent to aan + geven.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːŋɣeːvə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: aan‧ge‧ven

Verb

aangeven

  1. (transitive) to hand, to pass
    Kun je me het zout aangeven?Can you hand me the salt?
    Ze gaf hem het document aan.She passed him the document.
    Ik zal je de sleutels aangeven als je klaar bent.I'll hand you the keys when you're ready.
  2. (transitive) to indicate, to point out
    Kun je aangeven waar het postkantoor is?Can you point out where the post office is?
    De gids gaf de historische sites aan tijdens de rondleiding.The guide indicated the historical sites during the tour.
    De kaart geeft de locatie van het hotel aan.The map indicates the location of the hotel.
  3. (transitive) to report, to notify, to declare
    Je moet je inkomen aangeven bij de belastingdienst.You have to declare your income to the tax authorities.
    Ze gaf het gestolen item aan bij de politie.She reported the stolen item to the police.
    De kapitein gaf het ongeluk onmiddellijk aan.The captain notified of the accident immediately.
  4. (transitive) to say, to indicate, to state, to express
    Kun je aangeven hoe je je voelt?Can you express how you feel?
    De directeur gaf zijn visie aan tijdens de vergadering.The director stated his vision during the meeting.
    Hij gaf duidelijk aan dat hij niet blij was met het resultaat.He indicated clearly that he was not happy with the result.

Inflection

Inflection of aangeven (strong class 5, separable)
infinitive aangeven
past singular gaf aan
past participle aangegeven
infinitive aangeven
gerund aangeven n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular geef aangaf aanaangeefaangaf
2nd person sing. (jij) geeft aangaf aanaangeeftaangaf
2nd person sing. (u) geeft aangaf aanaangeeftaangaf
2nd person sing. (gij) geeft aangaaft aanaangeeftaangaaft
3rd person singular geeft aangaf aanaangeeftaangaf
plural geven aangaven aanaangevenaangaven
subjunctive sing.1 geve aangave aanaangeveaangave
subjunctive plur.1 geven aangaven aanaangevenaangaven
imperative sing. geef aan
imperative plur.1 geeft aan
participles aangevendaangegeven
1) Archaic.

Derived terms

Descendants

  • Afrikaans: aangee

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.