wijk
Dutch
Pronunciation
- IPA(key): /ʋɛi̯k/
audio (file) - Hyphenation: wijk
- Rhymes: -ɛi̯k
- Homophone: Wyck
Etymology 1
From Middle Dutch wijc, from Old Dutch *wīk, from Proto-Germanic *wīkō, from Latin vīcus (“hamlet, village, neighborhood”), from Proto-Indo-European *weyḱ- (“village, household”).
Cognate with English wick, -wich, -wick, German Weich- in dated Weichbild (“municipal area”). Compare Gothic 𐍅𐌴𐌹𐌷𐍃 (weihs), from Proto-Germanic *wīhsą (“village, settlement”) of the same Proto-Indo-European root.
Alternative forms
- (obsolete) wyck
Derived terms
general
- aandachtswijk
- arbeiderswijk
- armenwijk
- bloemkoolwijk
- buitenwijk
- ecowijk
- flatwijk
- havenwijk
- kanswijk
- krachtwijk
- krottenwijk
- milieuwijk
- passiefwijk
- plofwijk
- prachtwijk
- probleemwijk
- rampwijk
- sloppenwijk
- stadswijk
- tuinwijk
- villawijk
- Vinex-wijk
- Vogelaarwijk
- woonwijk
persons
- wijkagent
- wijkambtenaar
- wijkarts
- wijkbemiddelaar
- wijkbewoner
- wijkcommissaris
- wijkconciërge
- wijker
- wijkgenoot
- wijkinspecteur
- wijkmanager
- wijkpostbode
- wijkpredikant
- wijkrechter
- wijkverpleegster
- wijkverpleger
- wijkverzorger
- wijkwerker
- wijkwethouder
locations
- wijkbureau
- wijkcentrum
- wijkgebouw
- wijkhuis
- wijkkantoor
- wijkkerk
- wijkloket
- wijkpark
- wijkwinkel
services
- wijkbeheer
- wijkberaad
- wijkbestuur
- wijkcomité
- wijkforum
- wijkoverleg
- wijkplatform
- wijkpolitie
- wijkpreventie
- wijkraad
- wijkverpleging
toponyms
- Aawijk
- Afrikaanderwijk
- Alphen-Oosterwijk
- Atolwijk
- Axwijk
- Baardwijk
- Beverwijk
- Bitswijk
- Bleiswijk
- Blitterswijck
- Boswijk
- Boterwijk
- Boterwijk
- Brandwijk
- Bullewijk
- Bulwijk
- Burgemeesterswijk
- Danswijk
- de Wijk
- Delftwijk
- Dobbewijk
- Elinkwijk
- Erasmuswijk
- Ewijk
- Filmwijk
- Flatwijk
- Flevowijk
- Fortuinwijk
- Friezenwijk
- Gasthuiswijk
- Graswijk
- Haanwijk
- Haaswijk
- Harderwijk
- Heeswijk
- Helwijk
- Honswijk
- Katwijk
- Kerkwijk
- Koolwijk
- Kootwijk
- Korrewegwijk
- Krimwijk
- Kruidenwijk
- Landstrekenwijk
- Lingewijk
- Literatuurwijk
- Loeswijk
- Maria Christinawijk
- Mastwijk
- Meerwijck
- Meerwijk
- Meeswijk
- Middelijk
- Moerwijk
- Molenwijck
- Molenwijk
- Muziekwijk
- Naaldwijk
- Noorderwijk
- Noordijk
- Noordwijk
- Oisterwijk
- Oostenrijk
- Oosterwijk
- Opwijk
- Oudwijk
- Parkwijk
- Radewijk
- Randwijk
- Reeuwijk-Brug
- Reeuwijk-Dorp
- Rijswijk
- Rooswijk
- Schadewijk
- Schadijk
- Schalkwijk
- Schepenwijk
- Sleeuwijk
- Sluipwijk
- Sonniuswijk
- Spoelwijk
- Spoorwijk
- Staatsliedenwijk
- Stedenwijk
- Steenwijk
- Stolwijk
- Stompwijk
- Strandwijk
- Stromenwijk
- Transwijk
- Tuinwijk
- Uitwijk
- Vaartwijk
- Velswijk
- Verzetswijk
- Vinkwijk
- Vlietwijk
- Vreekwijk
- Vreeswijk
- Vreewijk
- Waalwijk
- Waterwijk
- Westerwijk
- Weverwijk
- Wielwijk
- Wijk aan Zee
- Wijk bij Duurstede
- Wijk en Aalburg
- Winterswijk
- Woldwijck
- Wyck
- Zandwijk
- Zonderwijk
- Zuiderzeewijk
- Zuidwijk
- Zuuk
Descendants
- Afrikaans: wyk
Etymology 2
From Middle Dutch wijc (“canal”), from Old Dutch *wīk, *wīka (in placenames), from Proto-West Germanic *wīku, from Proto-Germanic *wīkō (“inlet, bay”).
Derived terms
- in toponyms:
Etymology 3
See the etymology of the corresponding lemma form.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.