volwaardig

Dutch

Etymology

From vol (fully) + waard (worth) + -ig (-y).

Pronunciation

  • (file)

Adjective

volwaardig (comparative volwaardiger, superlative volwaardigst)

  1. full-fledged

Inflection

Inflection of volwaardig
uninflected volwaardig
inflected volwaardige
comparative volwaardiger
positive comparative superlative
predicative/adverbial volwaardigvolwaardigerhet volwaardigst
het volwaardigste
indefinite m./f. sing. volwaardigevolwaardigerevolwaardigste
n. sing. volwaardigvolwaardigervolwaardigste
plural volwaardigevolwaardigerevolwaardigste
definite volwaardigevolwaardigerevolwaardigste
partitive volwaardigsvolwaardigers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.