verwachten

Dutch

Etymology

From Middle Dutch verwachten. By surface analysis, ver- + wachten.

Pronunciation

  • (file)
  • Rhymes: -ɑxtən

Verb

verwachten

  1. to expect, await

Conjugation

Conjugation of verwachten (weak, prefixed)
infinitive verwachten
past singular verwachtte
past participle verwacht
infinitive verwachten
gerund verwachten n
present tense past tense
1st person singular verwachtverwachtte
2nd person sing. (jij) verwachtverwachtte
2nd person sing. (u) verwachtverwachtte
2nd person sing. (gij) verwachtverwachtte
3rd person singular verwachtverwachtte
plural verwachtenverwachtten
subjunctive sing.1 verwachteverwachtte
subjunctive plur.1 verwachtenverwachtten
imperative sing. verwacht
imperative plur.1 verwacht
participles verwachtendverwacht
1) Archaic.

Derived terms

Descendants

  • Negerhollands: verwacht, verwag
  • Aukan: fuuwakiti
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.