verblijden

Dutch

Etymology

From blij + ver- -en, preserving an older -d- that was lost in blij itself.

Pronunciation

  • (file)
  • Rhymes: -ɛi̯dən

Verb

verblijden

  1. to gladden
    Want jou liefde waarmee jij mij soms verblijdt, wil ik liever liever liever liever voor altijd. Because your love with which you sometimes gladden me, I want preferably forever. (Nick en Simon Rosanne)

Inflection

Inflection of verblijden (weak, prefixed)
infinitive verblijden
past singular verblijdde
past participle verblijd
infinitive verblijden
gerund verblijden n
present tense past tense
1st person singular verblijdverblijdde
2nd person sing. (jij) verblijdtverblijdde
2nd person sing. (u) verblijdtverblijdde
2nd person sing. (gij) verblijdtverblijdde
3rd person singular verblijdtverblijdde
plural verblijdenverblijdden
subjunctive sing.1 verblijdeverblijdde
subjunctive plur.1 verblijdenverblijdden
imperative sing. verblijd
imperative plur.1 verblijdt
participles verblijdendverblijd
1) Archaic.

Descendants

  • Negerhollands: verbly
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.