tochtig
Dutch
Etymology
From Middle Dutch tuchtich. Equivalent to tocht + -ig.
Pronunciation
- IPA(key): /ˈtɔx.təx/
Audio (file) - Hyphenation: toch‧tig
- Rhymes: -ɔxtəx
Adjective
tochtig (comparative tochtiger, superlative tochtigst)
- draughty, drafty, windy, having currents of air
- 1986, S. F. Kelly & R. J. Kelly, Hypnose als therapie bij mentale en lichamelijke problemen, Tjalling Bos (tr.), 166.
- Hij heeft zijn handen en voeten naar de stralingswarmte van het vuur uitgestrekt, maar hij leunt met zijn hoofd tegen een koud en tochtig raam.
- (please add an English translation of this quotation)
- 1986, S. F. Kelly & R. J. Kelly, Hypnose als therapie bij mentale en lichamelijke problemen, Tjalling Bos (tr.), 166.
- (livestock, especially cattle) being in oestrus, being on heat
Inflection
Inflection of tochtig | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | tochtig | |||
inflected | tochtige | |||
comparative | tochtiger | |||
positive | comparative | superlative | ||
predicative/adverbial | tochtig | tochtiger | het tochtigst het tochtigste | |
indefinite | m./f. sing. | tochtige | tochtigere | tochtigste |
n. sing. | tochtig | tochtiger | tochtigste | |
plural | tochtige | tochtigere | tochtigste | |
definite | tochtige | tochtigere | tochtigste | |
partitive | tochtigs | tochtigers | — |
Coordinate terms
Derived terms
- tochtigheid
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.