sjap
Dutch
Noun
Etymology 2
From sjappietouwer, sjappetouwer. The affricative pronunciation may be influenced by English chap.
Alternative forms
Pronunciation
- IPA(key): /(t)ʃɑp/
Noun
sjap m (plural sjappen, diminutive sjapje n or sjappie n)
- (slang, derogatory) a nasty, anti-social (young) male, often considered uncivilized
- 1895 December, Johan Thorn-Prikker, Tweemaandelijksch Tijdschrift, published 1894, vol. 2, 106:
- Natuurlijk is geld de oorzaak van alle moord en slechtheid, dat is bekend, maar waarom wordt de mindere man, ik bedoel de werkman, door alle sjappen als een soort dier aangezien?
- (please add an English translation of this quotation)
- 1914, Israël Querido, "Van Nes en Zeedijk", in De Jordaan. Amsterdamsch epos, part 2, Scheltens & Giltay (10th ed. undated, first ed. 1914), 60.
- Het stonk er eeuwig en niks dan chappies zwabberden om je heen.
- (please add an English translation of this quotation)
- (slang, dated) a good egg, fine guy, trump
- 1918, “Leestafel”, in Onze Eeuw, vol. 18, 125:
- Ach, het is eene kleine kunst, lijkt me, om tegenover elkaar te stellen de hyper-conservatieve edellieden uit een dorp - een graaf, een baron, een jonkheer, enkele freules - en een ‘rijken sjap’, zooals de parvenu zichzelven noemt.
- Oh well, it must be an easy trick, methinks, to stir up the hyper-conservative nobles from a village - an earl, a baron, a squire, a couple of noblewomen - and a ‘rich trump’, as the upstart calls himself, against each other.
- 1926, Cornélie Noordwal, Pernsion Brocke, Bruna, section 226:
- ‘Wat een goeie sjap was Theo toch; wat een beste goeie vent. (...)’
- ‘What a fine chap Theo was; what a great good egg. (...)’
Alternative forms
Noun
sjap c (plural sjappen, diminutive sjapje n)
Alternative forms
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.