presteren

Dutch

Etymology

Borrowed from Latin praestō.

Pronunciation

  • IPA(key): /prɛsˈteːrə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: pres‧te‧ren
  • Rhymes: -eːrən

Verb

presteren

  1. to perform, succeed, achieve
    Hij heeft hard gewerkt en wist uiteindelijk goed te presteren in zijn examens.
    He worked hard and eventually managed to perform well in his exams.
    Het bedrijf heeft de afgelopen jaren goed gepresteerd en heeft veel succes behaald op de markt.
    The company has performed well in recent years and has achieved a lot of success in the market.

Inflection

Inflection of presteren (weak)
infinitive presteren
past singular presteerde
past participle gepresteerd
infinitive presteren
gerund presteren n
present tense past tense
1st person singular presteerpresteerde
2nd person sing. (jij) presteertpresteerde
2nd person sing. (u) presteertpresteerde
2nd person sing. (gij) presteertpresteerde
3rd person singular presteertpresteerde
plural presterenpresteerden
subjunctive sing.1 presterepresteerde
subjunctive plur.1 presterenpresteerden
imperative sing. presteer
imperative plur.1 presteert
participles presterendgepresteerd
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.