plaatsvinden

See also: plaats vinden

Dutch

Etymology

plaats (place) + vinden (find); literally "find (its) place".

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈplaːtsˌfɪndə(n)/
  • (file)

Verb

plaatsvinden

  1. to take place, occur
    • De officiële opening van de Rijksuniversiteit Groningen vond plaats op 23 augustus 1614. The official opening of the University of Groningen took place on August 23, 1614.

Inflection

Inflection of plaatsvinden (strong class 3a, separable)
infinitive plaatsvinden
past singular vond plaats
past participle plaatsgevonden
infinitive plaatsvinden
gerund plaatsvinden n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular vind plaatsvond plaatsplaatsvindplaatsvond
2nd person sing. (jij) vindt plaatsvond plaatsplaatsvindtplaatsvond
2nd person sing. (u) vindt plaatsvond plaatsplaatsvindtplaatsvond
2nd person sing. (gij) vindt plaatsvondt plaatsplaatsvindtplaatsvondt
3rd person singular vindt plaatsvond plaatsplaatsvindtplaatsvond
plural vinden plaatsvonden plaatsplaatsvindenplaatsvonden
subjunctive sing.1 vinde plaatsvonde plaatsplaatsvindeplaatsvonde
subjunctive plur.1 vinden plaatsvonden plaatsplaatsvindenplaatsvonden
imperative sing. vind plaats
imperative plur.1 vindt plaats
participles plaatsvindendplaatsgevonden
1) Archaic.

Descendants

  • Afrikaans: plaasvind

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.