opleggen

Dutch

Etymology

op + leggen

Pronunciation

  • (file)

Verb

opleggen

  1. to put on
  2. to impose
    Levenslange gevangenisstraf is in de meeste landen die de doodstraf niet kennen de hoogste straf die door een rechtbank kan worden opgelegd. In most countries where the death sentence is not recognized, a life sentence is the maximum sentence that can be imposed by a court of law.

Inflection

Inflection of opleggen (weak, separable)
infinitive opleggen
past singular legde op
past participle opgelegd
infinitive opleggen
gerund opleggen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular leg oplegde opoplegoplegde
2nd person sing. (jij) legt oplegde opoplegtoplegde
2nd person sing. (u) legt oplegde opoplegtoplegde
2nd person sing. (gij) legt oplegde opoplegtoplegde
3rd person singular legt oplegde opoplegtoplegde
plural leggen oplegden opopleggenoplegden
subjunctive sing.1 legge oplegde opopleggeoplegde
subjunctive plur.1 leggen oplegden opopleggenoplegden
imperative sing. leg op
imperative plur.1 legt op
participles opleggendopgelegd
1) Archaic.

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.