oordelen

Dutch

Pronunciation

  • (file)

Etymology 1

From oordeel + -en.

Verb

oordelen

  1. to judge
    Weet u niet dat wij over engelen zullen oordelen?
    Do you not know that we will judge angels?
Inflection
Inflection of oordelen (weak)
infinitive oordelen
past singular oordeelde
past participle geoordeeld
infinitive oordelen
gerund oordelen n
present tense past tense
1st person singular oordeeloordeelde
2nd person sing. (jij) oordeeltoordeelde
2nd person sing. (u) oordeeltoordeelde
2nd person sing. (gij) oordeeltoordeelde
3rd person singular oordeeltoordeelde
plural oordelenoordeelden
subjunctive sing.1 oordeleoordeelde
subjunctive plur.1 oordelenoordeelden
imperative sing. oordeel
imperative plur.1 oordeelt
participles oordelendgeoordeeld
1) Archaic.
Derived terms

Etymology 2

See the etymology of the corresponding lemma form.

Noun

oordelen

  1. plural of oordeel
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.