ontmoedigen

Dutch

Etymology

From moedig + ont- -en.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɔntˈmu.də.ɣə(n)/
  • (file)

Verb

ontmoedigen

  1. discourage (to take away or reduce the willingness)

Inflection

Inflection of ontmoedigen (weak, prefixed)
infinitive ontmoedigen
past singular ontmoedigde
past participle ontmoedigd
infinitive ontmoedigen
gerund ontmoedigen n
present tense past tense
1st person singular ontmoedigontmoedigde
2nd person sing. (jij) ontmoedigtontmoedigde
2nd person sing. (u) ontmoedigtontmoedigde
2nd person sing. (gij) ontmoedigtontmoedigde
3rd person singular ontmoedigtontmoedigde
plural ontmoedigenontmoedigden
subjunctive sing.1 ontmoedigeontmoedigde
subjunctive plur.1 ontmoedigenontmoedigden
imperative sing. ontmoedig
imperative plur.1 ontmoedigt
participles ontmoedigendontmoedigd
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.