onderuithalen

Dutch

Etymology

From onderuit + halen.

Pronunciation

  • (file)
  • Hyphenation: on‧der‧uit‧ha‧len

Verb

onderuithalen

  1. to upend, to undo

Inflection

Inflection of onderuithalen (weak, separable)
infinitive onderuithalen
past singular haalde onderuit
past participle onderuitgehaald
infinitive onderuithalen
gerund onderuithalen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular haal onderuithaalde onderuitonderuithaalonderuithaalde
2nd person sing. (jij) haalt onderuithaalde onderuitonderuithaaltonderuithaalde
2nd person sing. (u) haalt onderuithaalde onderuitonderuithaaltonderuithaalde
2nd person sing. (gij) haalt onderuithaalde onderuitonderuithaaltonderuithaalde
3rd person singular haalt onderuithaalde onderuitonderuithaaltonderuithaalde
plural halen onderuithaalden onderuitonderuithalenonderuithaalden
subjunctive sing.1 hale onderuithaalde onderuitonderuithaleonderuithaalde
subjunctive plur.1 halen onderuithaalden onderuitonderuithalenonderuithaalden
imperative sing. haal onderuit
imperative plur.1 haalt onderuit
participles onderuithalendonderuitgehaald
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.