onbereikbaar

Dutch

Etymology

From on- + bereikbaar.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɔn.bəˈrɛi̯k.baːr/
  • (file)
  • Hyphenation: on‧be‧reik‧baar

Adjective

onbereikbaar (comparative onbereikbaarder, superlative onbereikbaarst)

  1. unreachable, unattainable, unachievable

Inflection

Inflection of onbereikbaar
uninflected onbereikbaar
inflected onbereikbare
comparative onbereikbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial onbereikbaaronbereikbaarderhet onbereikbaarst
het onbereikbaarste
indefinite m./f. sing. onbereikbareonbereikbaardereonbereikbaarste
n. sing. onbereikbaaronbereikbaarderonbereikbaarste
plural onbereikbareonbereikbaardereonbereikbaarste
definite onbereikbareonbereikbaardereonbereikbaarste
partitive onbereikbaarsonbereikbaarders

Antonyms

Derived terms

  • onbereikbaarheid
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.