meesmuilen

Dutch

Etymology

From mezen + muil + -en.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈmeːsˌmœy̯.lə(n)/, [ˈmeːzˌmœy̯.lə(n)], [ˈmeːsˌmœy̯.lə(n)]
  • (file)
  • Hyphenation: mees‧mui‧len

Verb

meesmuilen

  1. (intransitive) to laugh in a jeering or mocking fashion
    Ze meesmuilde toen ze hoorde over zijn mislukking.
    She sneered when she heard about his failure.
    De jongens meesmuilden terwijl de nieuwe student zijn verhaal vertelde.
    The boys laughed mockingly as the new student told his story.
    Hij meesmuilde toen hij hoorde over de onwaarschijnlijke plannen van zijn concurrent.
    He laughed in a jeering fashion when he heard about his competitor's unlikely plans.

Inflection

Inflection of meesmuilen (weak)
infinitive meesmuilen
past singular meesmuilde
past participle gemeesmuild
infinitive meesmuilen
gerund meesmuilen n
present tense past tense
1st person singular meesmuilmeesmuilde
2nd person sing. (jij) meesmuiltmeesmuilde
2nd person sing. (u) meesmuiltmeesmuilde
2nd person sing. (gij) meesmuiltmeesmuilde
3rd person singular meesmuiltmeesmuilde
plural meesmuilenmeesmuilden
subjunctive sing.1 meesmuilemeesmuilde
subjunctive plur.1 meesmuilenmeesmuilden
imperative sing. meesmuil
imperative plur.1 meesmuilt
participles meesmuilendgemeesmuild
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.