investeren

Dutch

Pronunciation

  • (file)

Verb

investeren

  1. to invest

Inflection

Inflection of investeren (weak)
infinitive investeren
past singular investeerde
past participle geïnvesteerd
infinitive investeren
gerund investeren n
present tense past tense
1st person singular investeerinvesteerde
2nd person sing. (jij) investeertinvesteerde
2nd person sing. (u) investeertinvesteerde
2nd person sing. (gij) investeertinvesteerde
3rd person singular investeertinvesteerde
plural investereninvesteerden
subjunctive sing.1 investereinvesteerde
subjunctive plur.1 investereninvesteerden
imperative sing. investeer
imperative plur.1 investeert
participles investerendgeïnvesteerd
1) Archaic.

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.