eerzuchtig

Dutch

Etymology

From eerzucht (ambition) + -ig (-y).

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌeːrˈzʏx.təx/
  • (file)
  • Hyphenation: eer‧zuch‧tig

Adjective

eerzuchtig (comparative eerzuchtiger, superlative eerzuchtigst)

  1. ambitious (with negative connotations)

Inflection

Inflection of eerzuchtig
uninflected eerzuchtig
inflected eerzuchtige
comparative eerzuchtiger
positive comparative superlative
predicative/adverbial eerzuchtigeerzuchtigerhet eerzuchtigst
het eerzuchtigste
indefinite m./f. sing. eerzuchtigeeerzuchtigereeerzuchtigste
n. sing. eerzuchtigeerzuchtigereerzuchtigste
plural eerzuchtigeeerzuchtigereeerzuchtigste
definite eerzuchtigeeerzuchtigereeerzuchtigste
partitive eerzuchtigseerzuchtigers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.