droogneuken

Dutch

Etymology

From droog (dry) + neuken (to fuck)

Pronunciation

  • (file)

Verb

droogneuken

  1. To dry-hump

Inflection

Inflection of droogneuken (weak)
infinitive droogneuken
past singular droogneukte
past participle gedroogneukt
infinitive droogneuken
gerund droogneuken n
present tense past tense
1st person singular droogneukdroogneukte
2nd person sing. (jij) droogneuktdroogneukte
2nd person sing. (u) droogneuktdroogneukte
2nd person sing. (gij) droogneuktdroogneukte
3rd person singular droogneuktdroogneukte
plural droogneukendroogneukten
subjunctive sing.1 droogneukedroogneukte
subjunctive plur.1 droogneukendroogneukten
imperative sing. droogneuk
imperative plur.1 droogneukt
participles droogneukendgedroogneukt
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.