bolwerken

Dutch

Pronunciation

  • (file)

Verb

bolwerken

  1. (transitive) to manage satisfactorily
    Het centrum in Ter Apel kan de instroom van asielzoekers niet meer bolwerken.
    The Ter Apel centre can no longer manage the influx of asylum seekers satisfactorily.

Inflection

Inflection of bolwerken (weak)
infinitive bolwerken
past singular bolwerkte
past participle gebolwerkt
infinitive bolwerken
gerund bolwerken n
present tense past tense
1st person singular bolwerkbolwerkte
2nd person sing. (jij) bolwerktbolwerkte
2nd person sing. (u) bolwerktbolwerkte
2nd person sing. (gij) bolwerktbolwerkte
3rd person singular bolwerktbolwerkte
plural bolwerkenbolwerkten
subjunctive sing.1 bolwerkebolwerkte
subjunctive plur.1 bolwerkenbolwerkten
imperative sing. bolwerk
imperative plur.1 bolwerkt
participles bolwerkendgebolwerkt
1) Archaic.

Noun

bolwerken

  1. plural of bolwerk
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.