bijdrukken

Dutch

Etymology

Compound of bij + drukken.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈbɛi̯ˌdrʏ.kə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: bij‧druk‧ken

Verb

bijdrukken

  1. (transitive) to print additionally, to add by printing

Inflection

Inflection of bijdrukken (weak, separable)
infinitive bijdrukken
past singular drukte bij
past participle bijgedrukt
infinitive bijdrukken
gerund bijdrukken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular druk bijdrukte bijbijdrukbijdrukte
2nd person sing. (jij) drukt bijdrukte bijbijdruktbijdrukte
2nd person sing. (u) drukt bijdrukte bijbijdruktbijdrukte
2nd person sing. (gij) drukt bijdrukte bijbijdruktbijdrukte
3rd person singular drukt bijdrukte bijbijdruktbijdrukte
plural drukken bijdrukten bijbijdrukkenbijdrukten
subjunctive sing.1 drukke bijdrukte bijbijdrukkebijdrukte
subjunctive plur.1 drukken bijdrukten bijbijdrukkenbijdrukten
imperative sing. druk bij
imperative plur.1 drukt bij
participles bijdrukkendbijgedrukt
1) Archaic.

Derived terms

  • bijdruk
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.