zonsopgang
Dutch
Etymology
From Middle Dutch sonneopganc. Equivalent to zon + -s- + opgang.
Pronunciation
- IPA(key): /ˌzɔnsˈɔp.xɑŋ/
Audio (file) - Hyphenation: zons‧op‧gang
Noun
zonsopgang m (plural zonsopgangen, diminutive zonsopgangetje n)
- sunrise
- De zonsopgang boven de bergen was spectaculair. ― The sunrise over the mountains was spectacular.
- Fotografen wachten vaak op zonsopgang om de perfecte foto te maken. ― Photographers often wait for sunrise to capture the perfect shot.
- Ze mediteerde tijdens zonsopgang voor een vredig begin van de dag. ― She meditated at sunrise for a peaceful start to the day.
Synonyms
Antonyms
Descendants
- Afrikaans: sonsopgang
See also
- (times of day) dagdeel; dageraad/ochtendschemering, zonsopgang/zonsopkomst, ochtend/morgen, voormiddag, middag, namiddag, avond, zonsondergang, avondschemering, nacht, middernacht
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.