verliefd

Dutch

Etymology

From verlieven.

Pronunciation

  • IPA(key): /vərˈlift/, /vɛrˈlift/
  • (file)
  • Hyphenation: ver‧liefd
  • Rhymes: -ift

Adjective

verliefd (comparative verliefder, superlative verliefdst)

  1. in love
    Was jij al ooit zo verliefd?
    Have you ever been so in love? (K3 Verliefd)
    Ik ben verliefd op mezelf, op m'n mooie zelf.
    I'm in love with myself, with my beautiful self.

Inflection

Inflection of verliefd
uninflected verliefd
inflected verliefde
comparative verliefder
positive comparative superlative
predicative/adverbial verliefdverliefderhet verliefdst
het verliefdste
indefinite m./f. sing. verliefdeverliefdereverliefdste
n. sing. verliefdverliefderverliefdste
plural verliefdeverliefdereverliefdste
definite verliefdeverliefdereverliefdste
partitive verliefdsverliefders

Derived terms

Descendants

  • Afrikaans: verlief
  • Negerhollands: verliefd

Participle

verliefd

  1. past participle of verlieven

Inflection

Inflection of verliefd
uninflected verliefd
inflected verliefde
positive
predicative/adverbial verliefd
indefinite m./f. sing. verliefde
n. sing. verliefd
plural verliefde
definite verliefde
partitive verliefds
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.