toelaatbaar

Dutch

Etymology

From toelaten + -baar.

Pronunciation

  • (file)

Adjective

toelaatbaar (comparative toelaatbaarder, superlative toelaatbaarst)

  1. allowable, permissible
    Antonym: ontoelaatbaar

Declension

Inflection of toelaatbaar
uninflected toelaatbaar
inflected toelaatbare
comparative toelaatbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial toelaatbaartoelaatbaarderhet toelaatbaarst
het toelaatbaarste
indefinite m./f. sing. toelaatbaretoelaatbaarderetoelaatbaarste
n. sing. toelaatbaartoelaatbaardertoelaatbaarste
plural toelaatbaretoelaatbaarderetoelaatbaarste
definite toelaatbaretoelaatbaarderetoelaatbaarste
partitive toelaatbaarstoelaatbaarders

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.