subjectief

Dutch

Etymology

Borrowed from French subjectif, from Latin subiectīvus. Equivalent to subject + -ief.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌsʏp.jɛkˈtif/, /ˌsʏ.bjɛkˈtif/
  • (file)
  • Hyphenation: sub‧jec‧tief
  • Rhymes: -if

Adjective

subjectief (comparative subjectiever, superlative subjectiefst)

  1. subjective

Inflection

Inflection of subjectief
uninflected subjectief
inflected subjectieve
comparative subjectiever
positive comparative superlative
predicative/adverbial subjectiefsubjectieverhet subjectiefst
het subjectiefste
indefinite m./f. sing. subjectievesubjectieveresubjectiefste
n. sing. subjectiefsubjectieversubjectiefste
plural subjectievesubjectieveresubjectiefste
definite subjectievesubjectieveresubjectiefste
partitive subjectiefssubjectievers

Antonyms

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.