pijnboom

Dutch

Etymology

From Middle Dutch pijnboom. Equivalent to pijn (pine) + boom.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈpɛi̯n.boːm/
  • (file)
  • Hyphenation: pijn‧boom

Noun

pijnboom m (plural pijnbomen, diminutive pijnboompje n)

  1. A pine, conifer of the genus Pinus
    Synonyms: den, dennenboom, pijn, pinus
    1. mainly the species Pinus sylvestris (Scots pine)
      Synonyms: grove den, wilde pijnboom
  2. other conifers including firs and larch

Derived terms

  • pijnboomachtig
  • pijnbomenhout
  • pijnbomenlije
  • pijnbomenteer
  • pijnboombos
  • pijnboombrood
  • pijnboomhars
  • pijnboomhout
  • pijnboomkrans
  • pijnboomloof
  • pijnboombos
  • pijnboomnaald
  • pijnboompeer
  • pijnboompit
  • pijnboomplaag
  • pijnboomrank
  • pijnboomrups
  • pijnboomsoort
  • pijnboomspiets
  • pijnboomspinner
  • pijnboomstaak
  • pijnboomstam
  • pijnboomtak
  • pijnboomtelg
  • pijnboomtoorts
  • pijnboomtraan
  • pijnboomvuur
  • pijnboomwoud
  • (pine species) balsempijnboom, bergpijnboom, cederpijnboom, cyprespijnboom, kromhoutpijnboom, tamme pijnboom, zeepijnboom

Descendants

  • Afrikaans: pynboom
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.