onwerkelijk

Dutch

Etymology

From on- + werkelijk.

Pronunciation

  • IPA(key): /ɔnˈʋɛrkələk/
  • (file)

Adjective

onwerkelijk (comparative onwerkelijker, superlative onwerkelijkst)

  1. unreal, fake, illusory
  2. surreal

Inflection

Inflection of onwerkelijk
uninflected onwerkelijk
inflected onwerkelijke
comparative onwerkelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial onwerkelijkonwerkelijkerhet onwerkelijkst
het onwerkelijkste
indefinite m./f. sing. onwerkelijkeonwerkelijkereonwerkelijkste
n. sing. onwerkelijkonwerkelijkeronwerkelijkste
plural onwerkelijkeonwerkelijkereonwerkelijkste
definite onwerkelijkeonwerkelijkereonwerkelijkste
partitive onwerkelijksonwerkelijkers

Synonyms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.