onvermijdelijk

Dutch

Etymology

on- + vermijden + -lijk

Pronunciation

  • (file)

Adjective

onvermijdelijk (comparative onvermijdelijker, superlative onvermijdelijkst)

  1. inevitable

Inflection

Inflection of onvermijdelijk
uninflected onvermijdelijk
inflected onvermijdelijke
comparative onvermijdelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial onvermijdelijkonvermijdelijkerhet onvermijdelijkst
het onvermijdelijkste
indefinite m./f. sing. onvermijdelijkeonvermijdelijkereonvermijdelijkste
n. sing. onvermijdelijkonvermijdelijkeronvermijdelijkste
plural onvermijdelijkeonvermijdelijkereonvermijdelijkste
definite onvermijdelijkeonvermijdelijkereonvermijdelijkste
partitive onvermijdelijksonvermijdelijkers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.