onverbiddelijk

Dutch

Etymology

on- + verbidden + -lijk

Pronunciation

  • (file)
  • Hyphenation: on‧ver‧bid‧de‧lijk

Adjective

onverbiddelijk (comparative onverbiddelijker, superlative onverbiddelijkst)

  1. inexorable
  2. unforgiving
  3. (law) peremptory

Inflection

Inflection of onverbiddelijk
uninflected onverbiddelijk
inflected onverbiddelijke
comparative onverbiddelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial onverbiddelijkonverbiddelijkerhet onverbiddelijkst
het onverbiddelijkste
indefinite m./f. sing. onverbiddelijkeonverbiddelijkereonverbiddelijkste
n. sing. onverbiddelijkonverbiddelijkeronverbiddelijkste
plural onverbiddelijkeonverbiddelijkereonverbiddelijkste
definite onverbiddelijkeonverbiddelijkereonverbiddelijkste
partitive onverbiddelijksonverbiddelijkers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.