kaplaars

Dutch

Etymology

Compound of kap + laars.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈkɑp.laːrs/
  • (file)
  • Hyphenation: kap‧laars

Noun

kaplaars f (plural kaplaarzen, diminutive kaplaarsje n)

  1. A knee-length boot, usually made of rubber.
    • 1992, Dingetje, "Kaplaarzen".
      Ik denk, Manus weet je wat jij nodig heb? / Een paar rubberen laarzen / Kaplaarzen / Echte rubberen kaplaarzen.
      I'm thinking, Manus do you know what you need? / A pair of rubber boots / Knee-length boots / Real knee-length rubber boots.
      Ik mot een paar rubberen kaplaarzen om garnalen mee te vissen, ja.
      I need a pair of knee-length rubber boots to go fishing for prawn, yeah.

Hypernyms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.