geslachtsrijp

Dutch

Etymology

From geslacht + -s- + rijp, calque of German geschlechtsreif. First attested in the 1860s.

Pronunciation

  • IPA(key): /ɣəˈslɑxtsˌrɛi̯p/
  • (file)
  • Hyphenation: ge‧slachts‧rijp

Adjective

geslachtsrijp (comparative geslachtsrijper, superlative geslachtsrijpst)

  1. sexually mature

Inflection

Inflection of geslachtsrijp
uninflected geslachtsrijp
inflected geslachtsrijpe
comparative geslachtsrijper
positive comparative superlative
predicative/adverbial geslachtsrijpgeslachtsrijperhet geslachtsrijpst
het geslachtsrijpste
indefinite m./f. sing. geslachtsrijpegeslachtsrijperegeslachtsrijpste
n. sing. geslachtsrijpgeslachtsrijpergeslachtsrijpste
plural geslachtsrijpegeslachtsrijperegeslachtsrijpste
definite geslachtsrijpegeslachtsrijperegeslachtsrijpste
partitive geslachtsrijpsgeslachtsrijpers

Derived terms

  • geslachtsrijpheid

Descendants

  • Afrikaans: geslagsryp
  • West Frisian: geslachtsryp
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.