doordacht

Dutch

Verb

doordacht

  1. singular past indicative of doordenken (“to think through”)

Participle

doordacht

  1. past participle of doordenken (“to think through”)
Declension
Inflection of doordacht
uninflected doordacht
inflected doordachte
positive
predicative/adverbial doordacht
indefinite m./f. sing. doordachte
n. sing. doordacht
plural doordachte
definite doordachte
partitive doordachts

.

Verb

doordacht

  1. singular dependent-clause past indicative of doordenken (“to keep thinking”)

Anagrams
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.