bodem

Afrikaans

Etymology

From Dutch bodem, from Middle Dutch bodem, from Old Dutch *bodom, from Proto-Germanic *butmaz.

Noun

bodem (plural bodems, diminutive bodempie)

  1. bottom (e.g. of a box or of the sea)
  2. soil, ground

Czech

Pronunciation
  • IPA(key): [ˈbodɛm]
  • Hyphenation: bo‧dem

Noun

bodem

  1. instrumental singular of bod

Dutch

Etymology

From Middle Dutch bodem, from Old Dutch *bodom, from Proto-West Germanic *botm, from Proto-Germanic *butmaz.

Pronunciation
  • IPA(key): /ˈboː.dəm/
  • Audio(file)
  • Hyphenation: bo‧dem

Noun

bodem m (plural bodems, diminutive bodempje n)

  1. bottom (e.g. of a box or of the sea)
    De schat ligt begraven op de bodem van de oceaan.
    The treasure is buried on the bottom of the ocean.
    De doos stond op de bodem van de kast.
    The box was standing on the bottom of the cupboard.
  2. soil, ground
    De boer bewerkte de bodem om gewassen te verbouwen.
    The farmer cultivated the soil to grow crops.
    De planten hebben voedzame bodem nodig om goed te groeien.
    The plants need nutritious soil to grow well.
  3. earth surface
    De astronauten keken naar de aarde vanuit de bodem van de ruimtecapsule.
    The astronauts looked at the Earth from the earth surface of the space capsule.
    De cartograaf tekende de kaart vanaf de bodem van het landschap.
    The cartographer drew the map from the earth surface of the landscape.
  4. territory
    Het leger heeft het grootste deel van het vijandige bodem veroverd.
    The army has captured most of the enemy's territory.
    De natie verdedigde haar bodem tegen externe dreigingen.
    The nation defended its territory against external threats.
  5. (nautical) ship, vessel
    De vloot bestond uit verschillende bodems die klaar waren voor het gevecht.
    The fleet consisted of several ships ready for battle.
    De bodems zeilden over de oceaan op zoek naar avontuur.
    The vessels sailed across the ocean in search of adventure.

Derived terms

Descendants
  • Afrikaans: bodem
  • → Papiamentu: bòm, boom

Serbo-Croatian

Verb

bodem (Cyrillic spelling бодем)

  1. first-person singular present of bosti
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.