bezwaarlijk

Dutch

Etymology

From bezwaar + -lijk.

Pronunciation

  • IPA(key): /bəˈzʋaːr.lək/
  • (file)
  • Hyphenation: be‧zwaar‧lijk
  • Rhymes: -aːrlək

Adjective

bezwaarlijk (comparative bezwaarlijker, superlative bezwaarlijkst)

  1. difficult, hard
  2. objectionable, problematic

Inflection

Inflection of bezwaarlijk
uninflected bezwaarlijk
inflected bezwaarlijke
comparative bezwaarlijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial bezwaarlijkbezwaarlijkerhet bezwaarlijkst
het bezwaarlijkste
indefinite m./f. sing. bezwaarlijkebezwaarlijkerebezwaarlijkste
n. sing. bezwaarlijkbezwaarlijkerbezwaarlijkste
plural bezwaarlijkebezwaarlijkerebezwaarlijkste
definite bezwaarlijkebezwaarlijkerebezwaarlijkste
partitive bezwaarlijksbezwaarlijkers

Derived terms

  • bezwaarlijkheid

Descendants

  • Negerhollands: beswaarlik
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.