bespottelijk

Dutch

Etymology

From bespotten + -lijk.

Pronunciation

  • IPA(key): /bəˈspɔtələk/
  • (file)

Adjective

bespottelijk (comparative bespottelijker, superlative bespottelijkst)

  1. ridiculous, laughable

Inflection

Inflection of bespottelijk
uninflected bespottelijk
inflected bespottelijke
comparative bespottelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial bespottelijkbespottelijkerhet bespottelijkst
het bespottelijkste
indefinite m./f. sing. bespottelijkebespottelijkerebespottelijkste
n. sing. bespottelijkbespottelijkerbespottelijkste
plural bespottelijkebespottelijkerebespottelijkste
definite bespottelijkebespottelijkerebespottelijkste
partitive bespottelijksbespottelijkers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.