bekend

Afrikaans

Etymology

From Dutch bekend, from Middle Dutch bekent.

Pronunciation

  • IPA(key): /bəˈkɛnt/

Adjective

bekend (attributive bekende, comparative bekender, superlative bekendste)

  1. (well-)known

Antonyms

Derived terms

Danish

Verb

bekend

  1. imperative of bekende

Dutch

Etymology

From Middle Dutch bekent, past participle of bekennen (to know).

Pronunciation

  • IPA(key): /bəˈkɛnt/
  • (file)
  • Hyphenation: be‧kend
  • Rhymes: -ɛnt

Adjective

bekend (comparative bekender, superlative bekendst)

  1. (well-)known
    Hij is een bekend acteur in Nederland.He is a well-known actor in the Netherlands.
    De Eiffeltoren is het bekendste monument van Parijs.The Eiffel Tower is the most known monument of Paris.
  2. familiar, trusted
    Haar gezicht was me bekend, maar ik kon haar naam niet herinneren.Her face was familiar to me, but I couldn't recall her name.
    Dit merk is bekend en vertrouwd door velen.This brand is familiar and trusted by many.

Inflection

Inflection of bekend
uninflected bekend
inflected bekende
comparative bekender
positive comparative superlative
predicative/adverbial bekendbekenderhet bekendst
het bekendste
indefinite m./f. sing. bekendebekenderebekendste
n. sing. bekendbekenderbekendste
plural bekendebekenderebekendste
definite bekendebekenderebekendste
partitive bekendsbekenders

Synonyms

Antonyms

Derived terms

Descendants

  • Afrikaans: bekend
  • Negerhollands: bekent
  • Indonesian: beken
  • Kwinti: bekend
  • Sranan Tongo: bekenti
    • Caribbean Javanese: bekèn

Participle

bekend

  1. past participle of bekennen

Inflection

Inflection of bekend
uninflected bekend
inflected bekende
positive
predicative/adverbial bekend
indefinite m./f. sing. bekende
n. sing. bekend
plural bekende
definite bekende
partitive bekends

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.