achterhaald

Dutch

Etymology

From achterhalen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɑx.tərˈɦaːlt/
  • (file)
  • Hyphenation: ach‧ter‧haald
  • Rhymes: -aːlt

Adjective

achterhaald (comparative achterhaalder, superlative achterhaaldst)

  1. outmoded

Inflection

Inflection of achterhaald
uninflected achterhaald
inflected achterhaalde
comparative achterhaalder
positive comparative superlative
predicative/adverbial achterhaaldachterhaalderhet achterhaaldst
het achterhaaldste
indefinite m./f. sing. achterhaaldeachterhaaldereachterhaaldste
n. sing. achterhaaldachterhaalderachterhaaldste
plural achterhaaldeachterhaaldereachterhaaldste
definite achterhaaldeachterhaaldereachterhaaldste
partitive achterhaaldsachterhaalders

Synonyms

Participle

achterhaald

  1. past participle of achterhalen

Inflection

Inflection of achterhaald
uninflected achterhaald
inflected achterhaalde
positive
predicative/adverbial achterhaald
indefinite m./f. sing. achterhaalde
n. sing. achterhaald
plural achterhaalde
definite achterhaalde
partitive achterhaalds
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.