zwavelzuur

Dutch

Etymology

Compound of zwavel (sulfur) + zuur (acid).

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈzʋaː.vəlˌzyːr/
  • (file)
  • Hyphenation: zwa‧vel‧zuur

Noun

zwavelzuur n (plural zwavelzuren)

  1. (chemistry) A sulfuric acid, an oxide of sulfur; notably:
    1. The hydrate hygroscopic acid vitriol
    2. An anhydride crystalline mass, sulfur's trioxide

Derived terms

  • zwaveltrioxyde
  • zwavelzurig
  • zwavelzuur-loodoxyde
  • zwavelzuur-zinkoxyde
  • zwavelzuuranhydride
  • zwavelzuurbad
  • zwavelzuurbedrijf
  • zwavelzuurbereiding
  • zwavelzuurdamp
  • zwavelzuurfabricage
  • zwavelzuurfabricatie
  • zwavelzuurfabriek
  • zwavelzuurfabrikant
  • zwavelzuurgas
  • zwavelzuurgehalte
  • zwavelzuurhydraat
  • zwavelzuurijzer
  • zwavelzuurkamer
  • zwavelzuurkwik
  • zwavelzuurlood
  • zwavelzuurmaking
  • zwavelzuurmaking
  • zwavelzuurreederij
  • zwavelzuurstokerij
  • zwavelzuurvergiftiging
  • zwavelzuurvorming
  • zwavelzuurzout

Descendants

  • Afrikaans: swaelsuur
  • Japanese: 硫酸 (ryūsan) (calque)
  • West Frisian: swevelsoer
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.