ziekte
Dutch
Etymology
From Middle Dutch siecte. Equivalent to ziek (“sick, ill”) + -te (“-ness, -th”).
Pronunciation
- IPA(key): /ˈziktə/
Audio (file) - Hyphenation: ziek‧te
Derived terms
- dollekoeienziekte
- geestesziekte
- gekkekoeienziekte
- hersenziekte
- huidziekte
- immuniteitsziekte
- infectieziekte
- kinderziekte
- longziekte
- oogziekte
- schimmelziekte
- spierziekte
- stofwisselingsziekte
- suikerziekte
- virusziekte
- weesziekte
- ziektebeeld
- ziektegeschiedenis
- ziektegeval
- ziektekiem
- ziektekosten
- ziekteverschijnsel
- ziekteverwensing
Descendants
- Negerhollands: siekte
Anagrams
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.