tuchthuis

Dutch

Etymology

From tucht (discipline) + huis (house).

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈtʏxt.ɦœy̯s/
  • (file)
  • Hyphenation: tucht‧huis

Noun

tuchthuis n (plural tuchthuizen, diminutive tuchthuisje n)

  1. (historical) A house of correction, closed penitentiary where 'wayward' inmates (especially youth and vagrants) were to be punished and (at least in theory) reeducated trough forced labor.
  2. (historical) A reformatory school.

Derived terms

  • mannentuchthuis
  • molentuchthuis
  • stadstuchthuis
  • tuchthuisarbeid
  • tuchthuisarchief
  • tuchthuisbeheer
  • tuchthuisbestuur
  • tuchthuisboef
  • tuchthuisklant
  • tuchthuismeester
  • tuchthuismoeder
  • tuchthuismolen
  • tuchthuismonopolie
  • tuchthuismunt
  • tuchthuisordening
  • tuchthuisordonnantie
  • tuchthuispersoneel
  • tuchthuispoort
  • tuchthuispredikant
  • tuchthuisregent
  • tuchthuisreglement
  • tuchthuisstelsel
  • tuchthuisstraf
  • tuchthuissysteem
  • tuchthuisuniform
  • tuchthuiswezen
  • vrouwentuchthuis

Descendants

  • Indonesian: rumah tutupan (calque)
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.