suikertaart

Dutch

Etymology

Compound of suiker + taart.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈsœy̯.kərˌtaːrt/
  • (file)
  • Hyphenation: sui‧ker‧taart

Noun

suikertaart f (plural suikertaarten, diminutive suikertaartje n)

  1. A pie with a filling and topping of (caramelised) sugar, typical of Belgian cuisine.
  2. (derogatory) A hideously opulent building.
    • 1980, Alfred Kossman, Geur der droefenis, Querido (publ.), page 150.
      ‘Jij maakte ruzie’ zei ze verontwaardigd. ‘Je deed zo onhandig of je nog nooit een kop koffie had besteld, je durfde geen enkel restaurant in en je liep te schelden op de Italianen en op de dom die je een suikertaart vond.’
      (please add an English translation of this quotation)
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.