schuif
Dutch
Etymology
From Middle Dutch schuuf, from schuven (“to shove”).
Pronunciation
- IPA(key): /sxœy̯f/
Audio (file) - Hyphenation: schuif
- Rhymes: -œy̯f
Noun
Derived terms
- bakschuif
- bosschuif
- deurschuif
- grondschuif
- kanaalschuif
- poortschuif
- stoomschuif
- verdeelschuif
- vizierschuif
- zuigerschuif
- schuifbeweging
- schuifdam
- schuifdrijfstang
- schuifduiker
- schuifgalei
- schuifgebint
- schuifkast
- schuiflantaren
- schuifleider
- schuifschot
- schuifslot
- schuifspiegel
- schuifsponning
- schuifstang
- schuifstijl
- schuifstuw
- schuiftang
- schuifvizier
- schuifweg
- schuifwinder
Descendants
- Negerhollands: skiffie
- → Papiamentu: skèif, skeif
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.