schorpioen
See also: Schorpioen
Dutch
Etymology
From Middle Dutch scorpioen, from Old French scorpion, from Latin scorpiō, from Ancient Greek σκορπίος (skorpíos).
Pronunciation
- IPA(key): /ˌsxɔr.piˈun/
schorpioen (file) - Hyphenation: schor‧pi‧oen
- Rhymes: -un
Noun
schorpioen m (plural schorpioenen, diminutive schorpioentje n)
- (zoology) A scorpion, an arachnid with a venomous sting of the order Scorpiones.
- (history) The scorpio, an ancient single-arm catapult.
- Synonym: scorpio
- (figuratively, derogatory) A vicious, dangerous person; tormentor.
- Vernacular names for other species:
- a European mole cricket (Gryllotalpa gryllotalpa)
- a certain weed; shortened from the derived term schorpioenkruid
- A scourge, a flail with sharp ends used for flogging.
Derived terms
- (by scorpion species) bastaardschorpioen, boekenschorpioen, spinschorpioen, waterschorpioen, zeeschorpioen en zweepschorpioen
- (other animal species) schorpioenkreeft, schorpioenspin, schorpioenvis (obsolete spelling schorpioenvisch), stekelschorpioenvis (obsolete spelling stekelschorpioenvisch), schorpioenvlieg
- (plant species) schorpioenkroonkruid n, schorpioenkruid n, schorpioenwortel m
- schorpioenangel m
- schorpioenenbeet
- schorpioenengif n
- schorpioenstaart, schorpioenenstaart
Descendants
- Afrikaans: skerpioen
- → Papiamentu: skorpioen, schorpioen (dated)
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.