postuleren

Dutch

Pronunciation

  • (file)

Verb

postuleren

  1. to postulate

Inflection

Inflection of postuleren (weak)
infinitive postuleren
past singular postuleerde
past participle gepostuleerd
infinitive postuleren
gerund postuleren n
present tense past tense
1st person singular postuleerpostuleerde
2nd person sing. (jij) postuleertpostuleerde
2nd person sing. (u) postuleertpostuleerde
2nd person sing. (gij) postuleertpostuleerde
3rd person singular postuleertpostuleerde
plural postulerenpostuleerden
subjunctive sing.1 postulerepostuleerde
subjunctive plur.1 postulerenpostuleerden
imperative sing. postuleer
imperative plur.1 postuleert
participles postulerendgepostuleerd
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.