ploegman

• IPA^(key): /ˈplux.mɑn/
• Hyphenation: ploeg‧man

From Middle Dutch ploechman. Equivalent to ploeg (“plow”) +‎ man (“man”).

ploegman m (plural ploegmannen, diminutive ploegmannetje n)

1. (archaic) A plowman, male plower.
   • 1763, Jacobus Loveringh, De letter-historie en boek-beschouwer, geevende maandelyks een naauwkeurig bericht zoo van de opkomst, voortgang en gesteldheid der akademiën, gymnasiën en maatschappyën der beschaafde letteren, konsten en wetenschappen; als van de merkwaardige voorvallen en veranderingen in het ryk der geleerden. Waar by komen levensbeschryvingen van beroemde mannen; en de vrye en onzydige beoordeeling der beste schriften in Europa uitkomende. Onder de zinspreuk Libere & modeste, Volume 1, page 353:

     Deeze veranderingen van een Koe-Herder en Ploegman tot Hoogleeraars, zyn zeker byzonderlinge gevallen, doch ten opzichte van de Hoofdzaak levert de Geschiedenis meer diergelyke Voorbeelden.

     (please add an English translation of this quotation)

   • 1819, Miguel de Cervantes Saavedra (tr. J. C. van Kesteren, Amsterdam), De Ridder Don Quichot van Mancha, Volume 2, p. 86:

     Ik wilde daarmede zeggen, dat de woorden en leeringen van uwe genade de mest zijn, die gij op het dorre veld van mijn verstand brengt; en de ploegman is de tijd, zedert ik met u omgaa ...

     (please add an English translation of this quotation)

   • 1956, editorial staff of Hermeneus, in Hermeneus 28.6, "Over en uit Sappho’s Epithalamia", p. 112:

     Geen ploeger zal met zorg, geen stierkalf zal haar mijden. Maar windt ze er zich omhoog om echtlijke olmestam, Elk ploegman gaat met zorg, elk stierkalf gaat bijzijden; Zo kwijnt van geen ontzien waar nooit een man om kwam.

     (please add an English translation of this quotation)

• ploegbengel
• ploeger

• Ploegman

• ploegjongen

Compound of ploeg (“team, crew”) +‎ man (“man”).

ploegman m (plural ploegmannen, diminutive ploegmannetje n)

1. (rare) A man belonging to a team or crew.