parkeergarage
Dutch
Etymology
From parkeren + garage, calque of English parking garage.
Pronunciation
- IPA(key): /pɑrˈkeːr.ɣaːˌraː.ʒə/
Audio (file) - Hyphenation: par‧keer‧ga‧ra‧ge
Noun
parkeergarage f (plural parkeergarages, diminutive parkeergaragetje n)
- parking garage; indoor car park (compare: parkeerterrein) [from ca. 1929]
- 1929 January 8, “Fabrieksuitbreiding der General Motors”, in Bataviaasch Nieuwsblad, Vol. 75, No. 30, part 1, page 2:
- Aan de voorzijde, gelegen aan den nieuwen hoofdoprijweg naar de fabriek, heeft het een groote parkeergarage voor auto's van fabrieksemployees.
- (please add an English translation of this quotation)
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.